Je bent 5 en nieuwe dingen vind je spannend. Zó spannend dat het net lijkt alsof je ze niet leuk vindt. Of dat je helemaal niets wilt. Soms doe je er zelfs een beetje stoer over, dat je ergens ECHT NIET aan mee wil doen, omdat het HEUL SAAI is. Maar ondertussen…
Je opa neemt je mee naar het museum. Een lekker interactief museum met overal knopjes en dingetjes waar je aan en in mag zitten. Opa kijkt zijn ogen uit, maar elke keer als hij vraagt of je ook ergens in wil, of op een knopje wil drukken, zeg je nee. Opa begrijpt er even niets van, vind je het geen leuk museum?
Gelukkig kan opa zijn eigen nieuwsgierigheid niet bedwingen en gaat hij zelf maar aan alle knoppen draaien. Zijn enthousiasme werkt aanstekelijk en langzaam kom je dichterbij.
Zélf drukken durf je nog niet, maar met je glunderende opa naast je hebben jullie toch een topmiddag.
Bij het naar huis gaan geef je opa een dikke knuffel en met een stralend snoetje vraag je:
“Opa, gaan we nóg een keertje naar het museum?”
Het helpt enorm als de druk voor jou wordt verlaagd. Bijvoorbeeld doordat opa lekker zelf op knopjes gaat drukken en je laat zien en voelen hoe hij ervan geniet. Het helpt dat hij er volledig ok mee is dat je gewoon meekijkt en dat hij begrijpt dat je het ook dán naar je zin hebt. En gelukkig stopte hij al snel met vragen of je óók wil drukken Zijn enthousiasme en de blije, fijne sfeer helpen je zoveel meer om over je drempel te klimmen dan de directe vraag of je ook wil. Misschien volgende keer? En zoniet, is dat ook goed. Het komt wel, op jouw tempo.
VERDIEPING Spannende dingen - hoe kun je ze tóch aangaan?
“Ik snap dat zijn tempo volgen handig is, maar ik wil geen sneeuwvlokje van hem maken.
Hij moet toch meekomen in deze wereld?”
Een logische vraag van een ouder die
haar kind herkende in de blog over de 5-jarige met opa naar het museum .
Sommige kinderen vinden nieuwe dingen spannend,
óók als het leuke dingen zijn. Bijvoorbeeld omdat ze
niet weten wat er van hen verwacht wordt.
Of omdat ze niet per ongeluk iets verkeerd willen doen
of – oh, einde van de wereld – per ongeluk iets
kapot maken.
Zeker als je een pienter hoofdje hebt dat snel en
veel verbanden legt, kunnen de beren op de weg
overweldigend zijn. Dan is het best logisch
dat je ergens liever maar niet aan begint.
Of dat je zelfs quasi-stoer
net doet alsof het je niet interesseert.
Het líjkt dan alsof je iets niet
wil, maar eigenlijk durf je het nog niet.
Je hebt gewoon nog wat meer tijd nodig.
De eerste stap voor jou als ouder / leerkracht / opa of oma is HERKENNEN dat achter het quasi-stoere ‘dit is zoooo saai’ of het niet mee willen doen aan iets nieuws eígenlijk spanning zit. Je kind ervaart een hoge drempel. De één trekt zich terug, de ander doet alsof het hem niets interesseert, om het gevoel van spanning en dus de hoge drempel te vermijden
De tweede stap voor jou is VOELEN dat dit ok is. Het is ok dat mijn kind een drempel ervaart. En dit luistert vrij nauw, want meestal zéggen we wel dat het ok is, maar vanbinnen voelen we dit:
“Tjongejonge, er is ook ALTIJD wat.
Waarom kan het nou NOOIT eens zo gaan als bij andere kinderen?!”
of:
“Oh, een drempel!
Oknoudanmoetenwerustigaandoenenvolgenwejouwtempo. …ZUCHT…”
Je kunt je voorstellen dat je kind HAARFIJN aanvoelt dat het NIET ok is
(Neem dus even de tijd om hiermee te oefenen. Op momenten dat de druk op jou óók niet hoog is. Met rijlessen begin je ook niet gelijk in de spits, op de snelweg, dus verwacht niet dat jij ‘Het Is Ok’ kunt voelen bij het kerstdiner met fronsende schoonouders’)
Hoe ga je zelf om met drempels?
We zijn vaak geneigd onszelf eroverheen te duwen onder het mom van ‘stel je niet aan’. En dat werkt, je bereikt er veel mee, maar het gaat ten koste van het voelen van je eigen grenzen. En eenieder die een burn-out heeft gehad weet,
steeds maar over je grenzen gaan heeft een flinke prijs.
Drempels vermijden heeft eenzelfde prijs.
Op een gegeven moment zijn zelfs de kleinste drempels torenhoge bergen geworden.
Omdat je niet hebt geoefend met omgaan met drempels en dus ook niet
de positieve ervaring hebt gehad hoe het voelt als je een drempel (of berg) overwonnen hebt.
Spannende dingen wél aangaan dus, maar op zo’n manier dat de drempel verlaagd wordt.
Doordat jij als ouder laat voelen dat het veilig is. Doordat jij als ouder letterlijk of figuurlijk
je hand uitsteekt. Doordat jij als ouder laat voelen dat het helemaal ok is
om het op je eigen tempo te doen, vanuit veiligheid en vertrouwen ontdekken.
Daar creëer je geen sneeuwvlokje mee, maar een kind dat al op jonge leeftijd heeft geleerd
om haar grenzen te voelen en daar bewust mee om te gaan. Mét gevoel
en niet door over je grenzen heen te denderen.
En dát lijkt me in onze maatschappij een zeer belangrijke vaardigheid.